woordverzameling nog wel niet genoeg, om er eene volledige Soendasche spraakleer uit af te leiden, maar het meeste en voornaamste van hetgeen de Soendasche taal met de andere meest verwante talen van denzelfden stam gemeen heeft, en van hetgeen haar bijzonder eigen is, leeren wij er toch genoegzaam uit kennen. — Wat Raffles in het hoven genoemde werk (vol. I p. 358) zegt, dat ook in het Soendasch een onderscheid in het taalgebruik in acht genomen wordt, wanneer een mindere tot een meerderen spreekt, zoodat ook in het Soendasch het onderscheid van Krama en Ngoko bestaat, doch op lange na niet in die uitgebreidheid, als in het Javaansch; dat wordt door den Heer de Wilde volkomen bevestigd. Het voornaamste onderscheid bestaat in een harderen of zachteren toon.
Van eene eigene Soendasche literatuur heeft de Heer de Wilde, gedu-durende zijn veeljarig verblijf in de Preanger Regentschappen nimmer iets vernomen, zooda^ het niet waarschijnlijk is, dat er zulk eene bestaat. — De regenten in de Soendalanden maken in hunne brieven aan elkander bij voorkeur gebruik van het Javaansch: ook het opschrift van cenen in het Soendasch geschreven brief aan eenen regent behoort in het Javaansch te zijn. Men ziet daaruit, dat door de vooornameren het Soendasch meer als volkstaal beschouwd, en geenzins met het Javaansch op gelijken rang gesteld wordt. Baarom is de kennis, van het Soendasch echter niet van minder belang, niet alleen voor het verkeer met de bewoners der Soendalanden, die het Javaansch niet verstaan, maar ook uit een taalkundig oogpunt beschouwd. Het Soendasch is, zoowel als het Javaansch, een eigene, bijzondere taaltak, en daarom uit een taalkundig oogpunt beschouwd van hetzelfde belang.
Tot het schrijven van het Soendasch wordt het Javaansche schrift gebruikt. De Javaansche schrijfteekens en het gebruik daarvan kan men leeren uit de Eerste gronden der Javaansche taal van J. F. C. Gericke, (Bat. 1831), uit de Proeve eener Javaansche spraakkunst door G. Bruckner, (Serampore 1830), uit de Javaansche spraakkunst van A. D. Cornets de Groot, uitgegeven door J. F. C. Gericke, in het 15 deel der Verhandelingen van het Bataviaasch genootschap van kunsten en wetenschappen