aanwijzi
210
men zich tot dat eene vers, en yolet daarop links, aan he t
slots ibs} sh}
- as
Onder de
loofsbelijdenis, die echter op den Past
schen steen den geheelen top vult, zien we bij beiden de, op ¢
heel dezelfde wijze, in blokschrift
styleerde woorden
eS) uty) a) ft, waarboven in het midden de lamp tusschen vier kleine yakken, over welke yakken wederom bij beiden Soerah CXIL verdeeld is, alleen met dit verschil dat in het tweede yakje
1 den Pasé-schen steen nog een woord staat niet in den Koeran voorkomende.
Daaronder (op de horizontale regels) hebben beide steenen
els Soerah IX: 21 behelzen, en dat daarop, dus bij den derden regel
weder gemeen, dat de eerste twee re:
en 22
te beginnen, het eigenlijke grafschrift vol:
Ten overvloede wijs ik er nog op dat het lettertype bij beide
steenen zooveel oyereenkomst vertoont, dat men geen grapholoog behoeft te zijn, om daarin een en dezelfde hand te vermoeden
Ook al
ijn al deze punten van overeenkon
st, voor iemand die zien wil, reeds voldoende, toch moet ik alsnog wijzen op één punt, ne
r mij voorkomt afdoende; name fout — of hoe deskundi
k een
het uitleggen mogen —in de
lezing yan Soerah IL vers
Dat vers Inidt:
enZ: od) Nu is het een feit dat op alle steenen van Pasé, zoowel op de reeds door Prof, Snouck Hurgronje medegedeelde, als
op dien in afbeelding hierbij gaande, constant het hierbo-
ven vet gedrukte woord J) door
cs) vervangen is, en het
1) In ¢
aan het slot een gebed yoor, dat
Bombayscho drukken yan den Koeran, die ik r
ndplegen kon, komt met deze woorden I
nt. Is dit toeval of
=