228
zeer bedreven in de tooyerkunst, genaamd Boejoet Sangrajoen, op den Juweelberg boete plegde.
Daarop werd deze door Aria Dilah gezocht, gaande hij naar den Juweelberg
Toen hij midden in ’t bosch gekomen was, ontmoetten zij elkaar; zij zetten zich met het gelaat naar elkaar toegekeerd neder.
Daarna ondervroegen zij elkander, (wijl) zij elkaar nog niet kenden.
Boejoet Sangrajoen zeide: „wel, waar wilt ge heen, hoe heet ge en waar ligt uw geboortedorp?”
Aria Dilah sprak, “zeggend: „ik ben van de kluizenarij Kromberg, mijn naam is Aria Dilah, en ik ben bezig, hem die bovennatuurlijke macht en een machtige tooverspreuk bezit, Boejoet Sangrajoen geheeten, op te sporen”.
„Waarom ik hem zoek is, dewijl ik begeerig ben mijn tooverspreuk met de zijne te meten”.
Boejoet Sangrajoen verzonk in gedachten, hij ziede niets, hij had niet gegist, dat deze Aria Dilah was.
Dan antwoordde hij, zeggend: „o, dat treft al heel goed, dat ik metterdaad je ontmoet. Zoo je ’t niet weet, ik ben deBoejoet Sangrajoen geheetene, die op ’t oogenblik bezig is jou, Aria Dilah genaamd, te zoeken”.
„Thans, op dan, wij toetsen onze tooverspreuken en wonderkracht aan elkaar, doch dat yooral niet iemand dit wete, want zulks is ongeoorloofd; 't zou dezekrachteloos kunnen doen maken”1
„En is er iemand, die ons hoort, bezig die formulieren toe te passen, dan zal hitte den hoorder bevangen, omdat, zoo deze gehoord worden door menschen, of zelfs ook door ’n dier, zij deze zeker verstaan zullen en niet in staat zijn deze te verdragen; te zijner tijd zal dit bepaald aan iets het aanzijn geven”2
Aria Dilah ten zeerste nieuwsgierig naar Boejoet Sangrajoen’s formulier, wilde vlug aan het opzeggen gaan.
Doch terwijl zij nog zoo priaatten , kwamen er plotse-
_____
- Zie den uitslag,
- Zie voor de vervulling dezer woorden blz. 230