Kaca:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, LIV.pdf/277

Ti Wikipabukon
Ieu kaca can diuji baca

255

patriae is niet minder bedreven in 't gebruik van charades, bangbalikan, dan overal waurmede xij niet alleen eigen vernuft scherpen doch ook, zoo de gelegenheid daartoe ganstig is, de jonge dochteren vermaken.

Bizonder opgewekt o.a. moeten de avondpartijen zijn, die de jongelingen in de bale desa vereenigen om daarin wisselzangen ten beste te geven. Nyaroranda heet zulk een festijn, wanrnan een tien- of twaalftal ongehuwden, ieder voorzien van een Aaljapi deelnemen.

En als xij dan goed op dreef komen, klinkt de cither heel anrdig in necompagnement tot de gezongen wijzen als; menta seupah, ajak-ajakan en bok manangis, zoowel als ter afwisseling daarvan uitsluitend getokkelde melodieén zooals: tjeleng mogok, loetoeng loentjat, rantjag baroeng, qeger sore en goegoeritan.

Eros waart alsdan bovenal rond. gelijk thans enkele voorbeelden zullen doen hooren.

LAGOE MENTA SEUPAH.

"Teteh leutik menta seupah,
teteh leutik menta seupah,
teteh leutik menta seupah.
Tjek ngaing geh menta seupah.
Moen teu mere deuk didjĕmbel,[1]
Ai denoek[2] oorang ngarendeng.

Kleine oudere gus ik vraag om cen sirihproim,
Kleine oudere zus ik vraag om een sirihpruim,
Kleine oudere as ik vraag om een sirihpranm.
Zeggend ik toch, ik vraag om een sirihpraim.
Geef je er niet dan zal ik je knijpen.
Laat ons naast elkaar gaan szitten.

LAGOE AJAK-AJAKAN.


Hoök[3] teuing damar malam,
hoök tening damar malam,

——————————

  1. trekkend knijpen, met duim en voorsten vinger
  2. dioek
  3. njaäh