Kaca:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, LVI.pdf/173

Ti Wikipabukon
Ieu kaca can diuji baca

160

hoofldoek (sapoe) het Yoornaamste bij de mannen. Meer gegoeden dragen hierbij een bandje (badjoe) van Yersehillende Snit, nan de vingers ringen (kila), om depolsen armbanden Yan tin of hgut (ponti) en een gordel (sélépé*), dezé laatste Yrijwel altijd van leer. Sirihbenoodigdheden worden met al- lerlei andere kleine zakén gedragen in een taseh van gewe- ven goed (kowot), die aan een dito band ,,en bundoulitre" gedragen. wordt. Hoofden dragen naar Bimancesehe ge- Woonte een samengeyouwen kain om het middel (séléndung). Dit is eyenwel niet oorspronkelijk.

De vronwen dragen meestal niét meer dan een groote sarong (lipa), die op een der sehouders vastgeknoopt wordt, verder yaak enkelringen. (rawi) em. oorknoppen (biéngkar).

Yeer urme mannen en ook vaak de nan den veldurbeid bezig zijuden, dragen 'alleen een sebaamgordel (tarf*) In 't To*désehe dragen zoowel maonen als Yronwen een hoofd- deksel, genaamd ,songkong wéh”, bestaande uit een mandje met. vierkanten bodem, dat met een touwtje onder de kin bevestigul wordt.

De voeding der 'Manggéraiera is voornamelijk djagong (latoeng) die voor 't nuttigen gepoft wordt, en rijst (hhang of naloen), Bij feestelijke gelesenheden worden varkens, geiten, kippen en karbouwen geslaeht en het vleeseh gerooeterd genuttigd.

Bij gebrek nan djugong en rijst yoedt de Manggéraier zich met de kern yan deéurenboom, dic geraspt én geroosterd gennttigd wordt. Ook wordt gennttigd de kern van een soort sagoboom, genaamd ,por*oe borong”, dat op dezelf- de wijee = >berecid wordt. De Bimangcezen noemen dit <krampi".

Groote Tiefhebbers zijn de Manggéraiéers van-sprinkhanen en een soort wurmen, die onder den grond leyen. Om deze dieren te yangen worden holle bamboe's in den ground ye- stoken en daartegen nun getrommeld, waarop dedieren nawr buiten komen. Het geluid, dat door dit trommelen teweeg