Kaca:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, LVI.pdf/189

Ti Wikipabukon
Ieu kaca can diuji baca

176

met geitenhaar. Het geheel, .panggal” geheecten, wordt met een touwtje voor het hoofd bevestigd, terwijl het hoofd verder door een doek beschermd wordt tegen de slngen bij het gevecht. Voor dit geveeht is de eene strijder, dénan- valler, bewapend met een sterke zweep (lurik), bestaande uit een rotan handyat en een koord van karbouwenleer. De andere, de verdediger, voert in de eene hand een sehild Yan karbouwenleer (nggiling, ale het rond is, tédu*, uls het langwerpig je).

In de nudere hand voert hij een 1*/, M. lange, sikkel- Yormig gebogen bos rotan (larik ta"ang gehecten, ta*ung— afweren).

De verdediger moet trachten om de zweepslagen van den nanviller nfteweren, hetgeen hem, wonderlijk genoer, zeer vaak gelukt.

Een touché heeft ten gevolge gehoon van den aanyaller en zijue partijgenooten, een misslag hoongejuieh yan de andere partij. Raak of niet raak, wordt dan van Wapéng Yerwisseld; na lederen toegebraehten slag worden de rollen omgedraaid. Daartoe worden zweep en rotanbos op deu grond geworpen en langs elkuar heen dansende, rapen de kamp- vechters het wapen der tegenpartij op.

Zoo nu en dan Wordt een der twee door een partijgencot afgelost. Bij beb op elkaar toetreden der twoé strijders draait zieh yan tijd tot tijd een der twee om nuar zijne rustende partijgrenooten en uit langgerekte si rijdkreten, wanr- mee die partijgenooten op zijn vérzoek één of meerdére mulen instemmen. Het is ook wel noodig, dat dezen strijders wat moed ingesproken wordt, want. zoouls Iichtb te begrijpeu is, laat een touché met de zweep op het liehaum of de armen Yan den Yerdediger een behoorlijke, meestul bloedigé striem nehter.

Het apel wordt met groote belangstelling door een

menigte ometanders gevolgd en het duurt door tot het Yallen Yan den ayond. De strijders begeyen zieh dan