Kaca:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde XLIX.pdf/279

Ti Wikipabukon
Ieu kaca can diuji baca

204

tigden, die door hun eigen familiehoofden bestaurd werden,

de orang nan IV van Tandjoeng. Deze stonden naast de zes Djambisehe depati's en bleven den radja van Pagarroejoeng als hun

oppervorst

erkennen, terwijl zij de orang gadang

van Si Malidoe als hun indoek beschouwden. Zij verrichten dan ook geen heerendiensten (gawe radjo) ten behoeve van

de Djambische grooten, doch hielpen de Djambische depati's met

beras

noer",

als deze de rivier

afzakten

om hun

heerendienstplicht te vervullen. Si Malidoe ressorteerde vroeger onder den radja van Padang

Lawas; ееп jaar of dertig geleden vexaties

van

maakte

zij zich, de

dien radja moede, van Padang Lawas los en

stelde zich onder het gezag van den radja van Si Goentoer. De linkeroever van de Batang Hari bovenstrooms van de Moeara Siat tot voorbij Si Malidoe werd langzamerhand door Djambiërs geoccupeerd, en ook sommige stukken op den rech-

teroever gingen in hun bezit over, u. 1. 1. het terrein waarop Teloek Lantjang ligt en dat Si Malidoe door verpanding is kwijt geraakt, 2, een deel van de renah Selung Gandi, dat door den vorigen orang gadang aan Depati Moedo van Tandjoeng is geschonken, het groote schiereiland Oedjoeng Tandjoeng is nog lang in het bezit van Si Malidoe gebleven; door verkoop en verpanding is het echter van lieverlede ook in het bezit van lieden van den linkeroever overgegaan.

Van de eilanden in

de Batang Hari benedenstroonms van Tandjoeng, behoort alleen Poelau Karam-karaman (of Poelau Katjik) tot Simalidoe; de anderen zijn Djambisch gebied.

De Batang Hari vormt dus beneden Moeara Lagen het

grenspunt tusschenSoengai Langko en Tandjoeng (zie boven) tot aan de monding der Batang Biat de grens tusschen Djambisch en Menangkabaasch gebied, met dien verstande,

dat van den rechteroever tot Tandjong behooren: het terrein waarop Teloek Kantjang ligt en dat aan de landzijde begrensd

wordt

door

een

bestaande

narden

wal

nan

den oever,

bovenstrooms van Taloek Lantjang, en een daarnan nansluitend moeras, dat in Tnloek Boengoer, benedenstrooms