255
van Taloek Lantjang in de Batang Hari uitmondt; het stuk terrein
dat door het Tandjoengsche gehucht Renah Selang
Gandi ingenomen wordt en een gedeelte van de renah (lang oeverterras)
tegenover
Poelau
Pandan,
dat tot de doesoen
Koeamang behoort. De negeri 91 Malidoe bestant nit de koto, die ten Zuiden van Renah Selang Gandi op hoog terrein gelegen is en niet meer dan ® huizen telt, en de gehuchten Padang Kapoek met
4, Bandjar
Tangah
met 4, Pangkal
Boeni
met 1, en
Henah Ketapang met 6 huizen, die alle nan den oever vun de
Batang Hari gelegen zijn, met uitzondering van Bandja Tangah, dat meer landwaarts ligt nan den weg van Si Malidoe
naar
Henah
Het zielental karbouwen.
Limau
Soendai
aan de Batang Sint.
is groot 123, de veestapel bestaat uit 30 Poelau Manan.
Evenals Si Malidoe is ook Poelau Mainan een grensnegri van het oude rijk van Menangkabau. Haar grondgebied ligt aan
den
benedenloop
van
de Batang
Siat en grenst ten
Zuiden aan de Djambische doesoen Koeamang. De grens zou volgens de hoofden van Poelau Mainan loopen van de monding der Siat over Tabé Goemam, Goentoeng Birah, Patai Basilang naar Bakal Tjindai Aloes, de waterscheiding tussehen Batang Sint en Batang Djoedjochan, zoodat beide oevers van de Sint tot aun de monding aan Poelau Mainan zouden
behooren.
Volgens een andere opgave echter zou de grens
loopen langs de Soengai Ambatjang (een spruitje dat even bovenstrooms de Moeara Siat in de Batang Hari uitmondt en waar het gebied van Koenmang aan dat van Si Malidoe
zou grenzen) van haar monding tot aan de Soengai Malintang (een rechterzijtak
van de Soengai Ambatjang) en dan naar
Parit Lansano (op den weg van Doerian Dangkal naar het gehucht Moeara Sint) en Pajo Lilit (een moeras dicht bij den linkeroever van den Sint), vervolgens te Napal Manjorong.
de Batang Siat kruisen, en over Rawang Seleman en Kajoe