Kaca:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, LVI.pdf/113

Ti Wikipabukon
Ieu kaca geus diuji baca
100

,,Ga dan voort derwaarts", besloot de koning.

Na dit onderhoud ging de badelaar naar zijn woning.

Aangekomen, vertelde hij man zijn stiefmoeder dat hij den wedsirijd gewonnen had en door den koning als sehoonzoon aanvaard was.

De oude vrouw was uitermate verheugd en vol blijdschap zeide zij: ik vermoedde niet dat ik een met wondergave toegerusten zoon bezat".

Thans ging de bedelaar naar bet erf met den pompoen en de watermeloen en spleet die.

't Lichtte toen de pompoen werd gekloofd en zonder te weten wat er gebeurde, bevonden de bedelaar en dé weduwe zieh in een steenen huizing even mooi en vol personeel als een vorstelijk paleis.

Vervolgens kliefde hij de waterineloen.

Er was een schijnsel toen de wuterrelen open ging en ineens was 'E paleis gévald met allerlei schatten; menschen liepen in en uit en kruisten én verdrongen elkaar bij 't binnentreden en heengaan; "t was er stampvol.

En bét érf was begrind met édelgesteenten évenals de er heen voerende weg van dé aloeun-aloen van Linglang boeana, zooals de prinses verlangd had.

Toen de bedelaar zag dat alles gereed was, stuk hij zich in koninklijk gewaad, waardoor hij géheel het voorkomen van een vorat kreeg.

Inusgelijks deed dé onde weduwe en na van kleeren ver- Wisseld te hebben, was zij tevens verjongd tot een maagdelijke prinses van stevig postuur.

Een enander zoo zijnde, beval de bedelaar den aap, hoofden en onderdanen bijeen te roepen.

Toen zij opgekomen waren, sprak hij, nadat hij zijn naam veranderd had: ,,thans neem ik u allén tot getuigen, dat deze stad geheeten is de nieuwe vestiging Kalinglang, ik bén de vorst ervan, heet koning Mangkoening rat en moeder, mijo stiefmoeder, zal den naam dragen van koningin