Kaca:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, LVI.pdf/117

Ti Wikipabukon
Ieu kaca geus diuji baca
104

Het legér van den jongen koning verloor geen man, daar het uit onziohtbare geesten bestond, slechts het dierenheer, aangevoerd door den rijkabestierder Kalangan kanoman, leed ernstige verliezen.

Daarop trokken de strijdmachten terug en betraden de zeven vorsten het slagveld.

Hun tegenover stelde zich alleen de rijksbestierder; hij werd overweldigd.

Toen de jonge koning dit zag, schoot hif een pijl af.

De vorsten zagen dezen niet nankomen en werden in elkaar gewrongen, want 't was 'n kettingpijl.

Dan vroegen zij om vergiffenis, zeeggend: .wij smeeken om lijfsbehoud en wensehen ons te onderwerpen”.

Vervolgens maakte de jonge vorst den ketting los en voerde de vorsten met zich naar een tijdelijk verblijf, daarbij gevolgd door den rijksbestierder.

Aldaar aangekomen deed hij den ouden koning kond doen van zijn overwinning en uitermate was deze verheugd; dat zulke dappere vorsten zich hadden overgegeven.

Met het vallen van den avond, begon een luisterrijk feest om dé overwinning te vieren, waarbij ook de krijgsgevangenen terdege werden onthaald.

Dangs danrna kregen de vorsten verlof naar hun staten terug te keeren, maar jaarlijks moesten zij schatting aan Linglang boeana opbrengen.

Na afloop van den krijg en het feest, trok de oude koning zijn in zijn vroeger paleis terug en verblecf daar als heilige.

Zijn sehoonzoon en gemalin vestigden zich eehter in het nieuwe Kalinglang; dé oude vestiging gebruikten zij om ér eens een poosje te verwijlen, dienende deze tot onde hoafdstad,

___________

Aldus de vertellingen, die waar een inhondsopganf déze vergezeldt, weinig toelichting meer vragen.