Kaca:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, LVI.pdf/118

Ti Wikipabukon
Ieu kaca geus diuji baca
105

Uitteraard zjjn de vijf eersten, daar zij bijna geheel nit samenspraken bestaan, voor de kénnis van het Tanggéransehe volksidioom het belangrijkst, doch ook het Iaatste verhaal, hoezeer meer in deftigen vertelstijl gehouden, vertoont woorden eu zinswendingen, die de aandaeht vragen.

Vergelijking met Banténsehé litteraire producten zal doen zien, dat het Tanggéranseh het Bunténseh zeer na stant en gelijk dit, nog een sterke familietrek met het Badoejsch verrasult.

Dit Soendaseh, dat wij kortheid-halve Banténseh Soen-daseh zullen noemen, heeft zoover mij thans bekend, een vrij seherp algebakend verbreidingsgebied, te weten Midden- Bantén als kern, met zich al sterker wijrzigendé tongvalle naarmate men de oostergrenzen van Djasinga en Tanggéran nedert. Bantén zuidkust volgt de Preangervolkstaal, terwij! in Tjaringin weér een in vele opzichten afwijkende spraak bestant.

Zoo vindt men dus in een klein bestek meerdere patoiz, hetgeen voor de Soendalanden niets bizonderz is, aangezien aldaar om zoo te zeggen geen twee dorpen gevonden worden, waarin men précies hetzelfde praat. Dit schijnt allerwegeu ten platte lande voor te komen.

Om een yoorbeeld te noemen, dut mij évenzeer uit eigen waarneming bekend is: een Katwijk aan Zeeér spreekt anders dan iemand van Katwijk aan dén Rijn, en deze weer anders dan eén Rijusburger eng, hoezeer genoemde dorpen nauw lijks een halfuur gaang van elkander liggen.

Gelijk ten onzent, besehikt men ook in dé Pasoendan over een algeméene omgangstaal, waarvan het Iaatste verhaal een specimen geeft.

Behoudens een paar woorden wonlt dit door iederen Soendances verstaan.

Dit is evenzeer het geval met de gewone apreektaal ont- daan van lokale uitdrakkingen. Ook daarmede komt men in geheel West-Java terecht en dikwijls is het alleen de