Kaca:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, LVI.pdf/126

Ti Wikipabukon
Ieu kaca can diuji baca

113

talisman haar eéhter door den hond ontrukt, die ér mede wegrent om hem aan 'zijn meester té brengen en daardoor bij dezen in de pas te komen.

Bij een breede rivier gekomen, ziet de hond een kreng voorbij drijven. Zijn vraatzucht niét meester, pakt hij dit en laat daardoor de talisman in 't water vallen, die vervolgens door een viseh wordt opgeslokt.

Versehrikt neemt de hond de vlueht.

De kat, die hem gevolgd is, versehuilt zieh onthutst in de ruigte aan den waterkant.

Op eens ontwaart zij een reiger; zij bespringt dezen en belooft hem hem niet te zullen verslinden, als hij de talisman terugbrengt.

De reiger neemt dit op zich, zet den visch na, heeft dezen weldra gevangen en stelt de kat opnieuw in 't bezit van het kleinood.

De kat brengt het daarop nan zijn heer, en alles keert bij dezen tot den vroegeren toestand terug.

Dit verhaal past, gelijk dat van Ki Moksel, geheel in het gegeven kader. Bij het Iaatsté is natuurlijk de aardig heid, dat dé amulet weliswaar loemah wordt, masar niet voor dat het Iboe Moksel weergulooze sehoonheid heeft verséhaft, waardoor het echtpaar weder in goeden doen komt.

In de Bataksehe vertelling hierachter mist men den hond en kat, zoo is dit ook in andere Soendasche versies, Waar uit zelfs de slang verdween om plaats te maken voor een vogel of iets anders. Ook is het toovermiddel niet altijd hetzelfde, maar in gevolg en ontknooping stemmen de ver- telsels steeds geheel overeen.

Dit zal thans blijken.

                             b. Si-Malarat
                         (Variant uit Karawang).

Ken doodurme stakker, die alles tevergeefs beproefd heeft om in den nijpenden nood van zijn gezin te voorzien, zet ten einde raad een fuikje, hopend wat visch te vangen.

Tijdsohr, v. Ind. T.-, L.- en Vk., doel LVI, afl. 1 en 2, 8