Kaca:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, LVI.pdf/134

Ti Wikipabukon
Ieu kaca can diuji baca
121

Wensch die dan maar en meteen is die er; verlang je geld, buffels, varkens, kippen, rijst en andere eetwaren, vraag deze dan ook maar aan de ringen, dadelijk zullen zij er wezen”.

Onverwijld wenschte Bao toloe zich een vaartuig, dat hij zonder verder toeven besteeg.

Hij hecseh de zeilen en als ware de zee slechts éen vadem breed, zoo gauw werd de overtocht volbracht.

Op de ree van het land zijner inwoaning gekomen, vuurde hij zijn geweer af. Het volk liep onthbutst te hoop, vragend; ,Wie zon er toeh geschoten hebben?”

Dan ijlden zij naar hun vorst, Bao toloe's oom, om hem met het vallén van een schot in kennis te stellen.

Deze zond hen terug op kondschap, en zoodra zij Bao toloe in den bezoeker herkend hadden, spoedden zij zich tot vorst Pasang terug, met het bericht: ,heer, uws broeders zoon is zoo even aangekomen met een groot schip en prachtig gekleed geland”.

Inmiddels was Bao toloe rechtstreeks naar de hut gegaan, Waarin hij zijne moeder en zuster had achtergelaten.

Beiden trof hij in de grootste ellende aan; slechts een versleten mat diende baar tot kleeding en geen kruimel éten was ér in huis.

,Wel, ben je daar broer”, juichte Sinaboroe doea, toen Bao toloe binnen trad. ,Leef je werkelijk nog? We dachten, dat je al lang door de slang verslonden was".

Bao toloe zich herinnerend wat de slang hem gezegd had, sprak tot de ringen: ,ik verlang kleederan, géld, karbouwen, geiten, kippen en rijst”.

Op 't zelfde oogenblik was alles er.

,Jongen”, zeide daarop zijn moeder, nu je zoo rijk bent, Moest je een cigen dorp grondvesten”.

,Dat zullen wij doen, moeder, én wel bovenstrooms van oom's nederzetting, daar waar zijn gebied ophoudt".

,Goed zoo, mijn zoon, doch ga dan vooraf aan je oom je erfdeel terug vragen”.