Kaca:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, LVI.pdf/135

Ti Wikipabukon
Ieu kaca can diuji baca
122

Zonder uitstel begaf Bao toloe zieh naar ziju oom én zeide: ,oom, waar hebt u het geld gelaten, dat mijn vader naliet; geef het mij in zijn geheel terug, of wij krijgen onaangenaamheden”.

Pasang beweerde niets van hem onder zich te hebben.

,Wel, wat antwoordde oom?”, vroeg Bao toloe's moeder bij zijn thuiskomst.

,Hij vérklaarde niets van ons te bezitten, moeder”.

,Dan zal je het hem moeten gaan afnemen, Bao toloe”.

Bao toloe deed gelijk hem gezegd werd, riep zeven volgelingen én ging met hen andermaal naar zijn oom.

,Wat kom jullie doen?" vroeg Pasang wrevelig bij hun nadering.

,Ons ervan vergewissen, oom, of het waar is, wat gij gezegd hebt aangaande mijn erfenis".

,Als dat de reden is, seheer je dan maar gauw weg; zelfs geen eten krijg je".

Onverrichter zake nam Bao tolae den terugtoeht aan.

Vervolgens berekende hij een gunstig tijdstip voor het stichten van een dorp, waarna hij zieh met de noodige helpers naar den bovenloop der rivier begaf, waar bij een doelmatig terréin afpaalde en dit met een dikken wal omgaf.

Daarna beuwde hij daarbinnen een ruim huis én een groote sapo.

Gereed hiermede, verzocht hij de onderhoorigen van Wijlen zijn vader in de nieuwe vestiging hun intrek te nemen, hetgeen dezen gereedelijk deden.

Kort na het stiehten van het dorp, liet Bao toloe een buffel slachten en een wijmaal aaorichten, waaraan allen deelnamen.

Toen ieder verzadigd en de betel rond gegaan was, sprak Bao toloe: ,mannen broeders, maakt je wapeng klaar".

,Voort, vorst”.

Men haalde geweren, kruit en lood en vergsamelde zich daarna weer bij hem.