Kaca:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, LVI.pdf/165

Ti Wikipabukon
Ieu kaca can diuji baca

152

vier zonen Manggématji*, Nangaléré, Toeroeskoeroe 'en Djé- na* élit Wohsa. In prauwen gingen zé met hun krijgsvolk kur Réo, doeh de Makassaren onder Daéng Taméma hud- den zieh in de buurt yan het tegenwoordige Kota Réok xzo0 zwnar vyersterkt, dat éen frontaanyul der Bimaneezen jammerlijk. mislukte en Munggématji*, de eerste onder de vier broeders aunyoerders, besloot terug te guan nuar Goenoeng Tallo. De eerste aanyal was dus mislukt, Weer was het de genvemde Ama Kéku, die aanspoorde tot een nieuwén sanval en nu raadde hij san, door het binnenland té gaan en dan de stelling der Makassaren in den rug aan te vullen.

Dé tweede tocht werd nu door Manggématjif ondernomen én Wel door het Jandsehap Badjo naar Nungalilt, vandnar naor To*d4.

Het geslacht der Krnéngs yan To?*dd is van Menangka- bau'sehen oorsprong. Het tegenwoordige hoofd van het geslacht vertelde mij, dat ziju vyoorvader Mushoer (Arabiseh masjhoer — bergemd) met ziju talrijke familie over Goenoeng Tallo ir "t-land kwam, Voorafgegaan door een yarken dat dén weg wees, werd het land binnengedrongen, tot het varken in het tegenwoordige daloesehap Ta*dé balt hielden er bij een groote boom een nest mankte, wanr het jongen wierp.

Hier vestigden zich thans de Menungkabaners, wier hoofd Mashoér om zijn handigheid en bandelsgeest weldra door de bevolking tot yorst werd vyerheven. Later, toen de Mungr- géraiers door afstammelingen yau Mushoer vrijwel onderdrukt werden, truehtten zij wel bet vreemde juk uf te werpen, doeh Kraéng Tofdé haualde nu de Bimaneezen binnen en bevestigde sich met bun hulp op zijn troon.

Kraéng 'Tésdé had zieh dus reeds yoor de Bimangezen verklaard en hier kon Manggématji? dus zonder oorlog door- gaan naur Tajiba, dut voor den vomi éveu tegengtand bood, muar al zeer gauw den weg vrijmaakte naar Réo. Bij kampong Noena was de éerste versterking in den rug der stelling, die zonder slag of stoot genomen werd,