Kaca:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, LVI.pdf/180

Ti Wikipabukon
Ieu kaca can diuji baca

167

dug komen weer ulle familieleden bijeen en het feest neemt een sanyang met het slaeliten van een varken. Het hart Yan dit dier wordt fju gestampt en de stukjes op een blud gelegd. Baby wordt mu voor gebrueht én de volgende dooptoespraak door een der ondste mannelijke fumilieleden gehouden: Héé (lang sangehoudlen) Néka ramba“, néka rétang, néka béti, Oewn éta woelan, langkas baéng ntula, Hité Ia, la*ak taé dakoe, Rémpus oera la“, patoet taé dakoe, Tjama lé radja, Tjamboe lé rapoe, Néka tfjaling, néka tjéloe, (b...) Pandang hia ngasang, Négo por6 oerat té la! Waarop ullen instemmen met een langgerekt ,éé!"” " Vertaald_beteekeut deze speech: <Hee! Word niet betooverd, Iuil muar niet én word niet ziekelijk, groei tot boven de maan, word groot tot man de sterren, Hier i8 éen vyurken, geloof mijn woorden, Draden ziju ©r in het vyarkenshart, just ziju mijn woarden, Word gelijk de rudja, Mogeu de geécsten (cigeulijk Lijken) U behoslen, Verander niet van naam, vergeet bem uiet, Pandany i5 ziju naam! Word even gelukkig als het hurt yan dit varken (sehoon is)". Thans neetut de oude mno een stuk hout in de handuls symbool yan het kwade, én zegt: sRatjing hin ata kosé”. (Dit hout dit is het kwadej. Allen stemumen in met een langgereékt; xhodi" en de oudé slingert het hout nuar buiten. : Nu wordt het fijagestampte varkenshart rondgegeyen en