Kaca:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, LVI.pdf/212

Ti Wikipabukon
Ieu kaca geus diuji baca

199:

een panghoeloe uit de soekoe Sikoembang, Nagari XIII, Banoehampoe, met namo kété*; Djaka (hetwelk cene ver- bastering is van het aan het Arabiseha Yukarji ontleende Djakaria, evenals het véel voorkomeude Budoe uit Aba- doelah, van <Abdoellah, is afgeleid), en gula: Datoeat Palindih.

Het verhnal speelt in het Pajakombosehe, maar de vader. van de titel persoon worit gezegd uit Padang Taro* bij Baso afkomstig te zijn. De rol yan dén egoistisehen broeder is negatief; hij komt feitelijk niet ten tooneela, muar'uit het- geeu de zuster verrieht blijkt dat Mangkoeta* niets doet noeh tot steun van zijnen vader die hem verwent, noch tot. Wwreking van zijne éer, noeh tot instandhouding yan bet familiehuis én het familiebexit,

Eene ,andere opvallende saak is de veelheid der pantoens.

Dat Yan een tweetal of drietal regels xonder direet verband met hét yerhnal wordt gebruik gemaakt om nan het Yolgende distichon of tristichon, welker eindwoorden rijmen op die yan het inleidende gedeclte, meer beteskeuis en krucht te verleenen is eeu in het Minongkabausehe vyolksz dieht Welbekend wversehijusel. Ook in het dagélijkseh gesprek 'bedient men zieh wel ceus yan pantoens om nan hetgeen men seugen wil meer gewicht te geven;. de riju wendt de aandaoht naar dé woorden die men met zékerén nadruk wil nitapreken.

Zainledig is het serste gedeelts van een pantoen niet ultija, maar op de beteekenis der woarden komb 'b niet aan, slechts op het Inatste woord der regels dat met het correspondeerende cindwoord in het tweede gedéclte rijmen. moet. |

Het stuk opent met een zesregelisen pantoen, wuaryan het eerste deel het beteekenisyolle in de tweede helft ib het licht stelt, de aandueht wordt met nadruk gevestigd op het gevaarlijke yan den tocht welkeu de held xzal.onder- nemen, Sikadoendusing roemah en badjaa bepalen do attentie op toedoeing, timah en satoe, doeh de eersta