Kaca:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde XLIX.pdf/255

Ti Wikipabukon
Ieu kaca can diuji baca

210

want de »radja's" hadden elkander op vriendschappelijke wijze ontmoet, en daardoor was verdere strijd overbodig geworden. Dit was althans de theorie, in de praktijk, in de laatste jaren althans, handelde men anders: Poelau Poendjoeng heeft

in den loop van de lnatste 10 jaren drie malen krijg moeten voeren,

en

telkens was het door de overmacht gedwongen

bg de »prang parit" terug te trekken; de tegenstanders drongen toen de negri binnen en planderden deze gedeeltelijk. Poelaun Poendjoeng werd beschouwd als nog tot het eigenlijke rijk van Menangkabau te behooren; eerst benedenstrooms Poelau Poendjoeng ving de sRantau Batang Hari" aan. De radja's van Si Goentoer, Si Tioeng en Padang Lawas werden de Radju nan Tigo Selo of de Tiang Pandjang nan Tigo geheeter; zij droegen alle drie den titel »Bagindo" en waren van gelijjken rang; hun gezamenlijk gebied verdeelde

men

in drie larassen

of districten nl. laras Batang Hari,

laras Piroeko en laras Siat, en vatte in elke Іагаз йе перегіёп

samen die nan dezelfde rivier gelegen waren. De laras Sint is voor het grootste deel in latere jaren onder hetgezag van Kota Basar gekomen. Het gezag van den Radja van Poelnu Poendjoeng was van lateren datum dan dat van de andere radja's: hij werd niettemin als van gelijken rang beschouwd, en was de Tjamin Taroes (== spiegel) van den Radja van Pagarrocjoeng, d. w. z. dwarskijker van dien vorst in de Batang Hari, en degene die den

Radja nan Tigo Selo bjj schending van de adat namens den vorst van Pagarroejoeng den rechten weg moest wijzen.

De vijfde radja in de Batang Hari was die van Loeboek Boelang, deze werd als van minderen rang beschouwd en de »Taradjoe Dalam” (taradjoe — ketting of tonw waaraan de weegschaal hangt) geheeten, omdat de amas maanh, na geind te zijn, te Loeboek Boelang placht gewogen te worden. Gebied van den radja van Poelau Poendjoeng. De radja van dit staatje draagt den erfelijken galar van

Soeltan Kimpalan; deze titel hoort men echter zelden en